In Nederland is nog weinig bekend over de psychische problematiek waar kinderen die geboren zijn na het overlijden van een broer of zus, soms mee te maken krijgen. Want dit overlijden heeft niet alleen een enorme impact op ouders, maar ook op het ‘opvolgende kind’. Orthopedagoog Ard Nieuwenbroek vraagt hier aandacht voor. ‘Sommige kinderen krijgen dezelfde naam als hun overleden broer of zus.’
Door: Karin Broeren / Bron: KinderopvangTotaal
‘Elviskinderen’: een term bedacht voor kinderen die geboren zijn na het overlijden van een ouder kind binnen het gezin. Dit kan een geboorte zijn na bijvoorbeeld een miskraam, een doodgeboorte of een kind dat door een ongeval of ziekte op jonge leeftijd is overleden. Ook het kind van een tweeling waarbij de broer of zus is overleden – zoals bij Elvis – is een Elviskind.
Verdriet te groot
In het buitenland wordt er regelmatig onderzoek gedaan en is er aandacht voor de psychische gevolgen voor deze kinderen, in Nederland (nog) niet. Daar wil Ard Nieuwenbroek verandering in brengen met zijn boek Elviskinderen begeleiden. Nieuwenbroek is orthopedagoog, sociaal pedagoog en geregistreerd contextueel therapeut en ontvangt zelf regelmatig Elviskinderen in zijn praktijk. ‘Als je als ouder je kind verliest, gaat dat tegen alle natuurwetten in. Er is niet eens een woord voor bedacht’, begint Nieuwenbroek zijn verhaal. ‘Als je als kind je ouders verliest ben je een wees. Als je je partner verliest ben je een weduwe of weduwnaar. Maar het verdriet bij het verlies van een kind is eigenlijk te groot om er een naam op te plakken.’
‘Als er niet over het overleden kind gesproken wordt, is dat desastreus’
Omgaan met rouw
Iedere ouder gaat op een andere manier met dat immense verdriet om. Het kan dat één of beide ouders bijvoorbeeld emotioneel op slot gaan. ‘Soms wordt er niet of nauwelijks gepraat over het overleden kind en staat er nergens nog iets wat aan het kind herinnert, waardoor het een soort familiegeheim wordt. Momenteel gebeurt het veel minder, maar vroeger kreeg een kind dat overleed tijdens de zwangerschap of geboorte soms niet eens een naam. Op die manier krijgt dit kind geen erkenning. Daarmee geef je aan het opvolgend kind een – onjuiste – boodschap af. Als een kind dat overleden is niet mocht bestaan, zelfs niet als hij of zij dood is, mag het kind wat erna komt dan wel bestaan? Is hij of zij wel gewenst? Kortom, als er niet over het overleden kind gesproken wordt, is dat desastreus.’
Iets goedmaken
Des te opener erover gepraat wordt, des te meer het overleden kind er mag zijn en des te kleiner is de kans op destructiviteit voor het opvolgende kind, volgens de pedagoog. ‘Je creëert hiermee ook een “open klimaat” waarin alles besproken kan worden binnen het gezin.’ En hóe erover gesproken wordt maakt ook verschil. ‘Het kind mag beseffen dat hij of zij een broertje of zusje heeft verloren. Alleen soms gaan ouders hier op een verkeerde manier mee om.’ Zo vertelt Nieuwenbroek dat een cliënte van hem vroeger als ze iets verkeerd deed, met haar hoofd naar de foto van haar overleden zusje werd gedraaid en er werd gezegd: “Je zusje had dat vast anders gedaan.” ‘Dat is waarschijnlijk niet gezegd met kwade bedoelingen, maar Elviskinderen kunnen zo het gevoel krijgen dat ze moeten goedmaken wat niet goed te maken valt. Des te meer het verdriet vast komt te zitten, des te groter de kans dat een opvolgend kind iets “goed moet maken” – ook al bedoelen de ouders dat vaak helemaal niet zo.’
Soms kunnen kinderen met hun vader of moeder zelfs in een patroon terechtkomen dat de ouder het kind nodig heeft voor levensvreugde. ‘Het kind moet dan het verdriet opheffen’, aldus Nieuwenbroek. ‘Het kind verstaat zo’n boodschap heel goed, zelfs als baby al. Maar een “nieuw” kind kán het verlies niet goedmaken. Er zijn ook veel ouders die zo bang zijn dat hun andere kind ook iets overkomt, dat ze gaan overbeschermen.’
Identiteitsproblemen en schuldgevoelens
Dat dit een groot effect kan hebben op de psyche van deze kinderen, is een no-brainer. ‘Een kenmerk van Elviskinderen is dat het vaak ongelooflijk aardige mensen zijn met hele goede sociale antennes. Ze hebben van jongs af aan geleerd om die antennes te gebruiken. Uit buitenlands onderzoek blijkt ook dat naar verhouding er erg veel Elviskinderen in de hulpverlening werken’, vertelt Nieuwenbroek. ‘Andere kenmerken van Elvis-kinderen is dat ze zichzelf vaak wegcijferen. Vaak vinden ze zichzelf niet van betekenis; ze doen er niet toe. Vroeger waren er zelfs kinderen die dezelfde naam als hun overleden broer of zus kregen. Zij worstelen natuurlijk enorm met hun identiteit en de individuatie komt niet goed op gang. Dat is heftig.’ En dan zijn er nog veel Elviskinderen die het gevoel hebben dat ze het verdriet van hun ouders moeten goedmaken. ‘Zij doen het zo graag zo goed, dat ze soms verlamd raken en hierdoor faalangst krijgen.’
‘Besef dat het risico er is dat jouw verdriet effect heeft op je kind’
En dan is er nog het vraagstuk: wat als de oudere broer of zus niet was overleden? ‘Sommige kinderen voelen zich daardoor schuldig. Zij denken: als mijn broer/zus niet was overleden, was ik dan wel geboren? Eigenlijk leef ik omdat mijn broer is doodgegaan. Zij vragen zich soms af: mag ik wel bestaan?’ Tot slot ziet de pedagoog ook veel Elviskinderen die moeite hebben met een relatie aangaan. ‘Een veilige hechting is een voorwaarde hiervoor. Ik zie bij oudere cliënten dat ze hier regelmatig moeite mee hebben, omdat er in de hechting met hun ouders iets verkeerd is gegaan.’
Alle Elviskinderen getraumatiseerd?
Zijn dan alle Elviskinderen getraumatiseerd en hebben ze allemaal psychische problemen? ‘Zeker niet’, aldus de pedagoog. ‘Het ligt eraan hoe ouders met verlies van hun kind omgaan en of ze het verlies van het overleden kind verwerkt hebben. Er zijn ook ouders die een kind verliezen en hem of haar een plek kunnen geven binnen het gezin – wat het overleden kind ook verdient. Het belangrijkste in preventie van psychische problematiek bij het opvolgende kind(eren), is je er bewust van zijn. Besef dat het risico er is dat jouw verdriet effect heeft op je kind.’
In de opvang
Over of het belangrijk is dat ook de kinderopvangsector op de hoogte is van wat er kan spelen bij Elviskinderen, is Ard Nieuwenbroek duidelijk: ‘Absoluut.’ Pedagogisch professionals kunnen op meerdere manieren te maken krijgen met Elviskinderen. ‘Ze kunnen zélf een kind verloren hebben of een miskraam of stilgeboorte hebben meegemaakt. Hier moet vanuit de werkgever en collega’s aandacht voor zijn. Want hoe is het om te werken met baby’s als je rouwt om je eigen verloren baby? Wat belemmert je hierin in je werk? Sommige medewerkers zullen bijvoorbeeld extreem voorzichtig zijn met kinderen als ze zelf een kind verloren hebben.’
‘Als pedagogisch professional is het belangrijk op de hoogte zijn van wat er speelt binnen ieder gezin’
Ook kunnen kinderopvangprofessionals natuurlijk zelf een Elviskind zijn. ‘Wat voor effect heeft dat op je werk? Ben je misschien erg perfectionistisch? Of ben je angstig? Of wellicht ben je een echte pleaser ten opzichte van collega’s?’
En tot slot kun je natuurlijk als kinderopvangprofessional te maken krijgen met Elviskinderen op de groep. Voordat je nu denkt dat je de therapeut moet gaan uithangen bij deze kinderen: dat is zeker niet zo. ‘Maar het is goed als je bepaalde gedragingen bij kinderen ziet, dat je het lef hebt om met ouders hierover te spreken. Om er herkenning en erkenning aan te geven. Wellicht hoor je een ouder spreken over het verlies van het kind hiervoor. Ga daarover dan in gesprek.’ Het is goed om deze ouders bewust te maken en samen op te trekken volgens de orthopedagoog. ‘Wat kunnen we dit kind bieden? Wat zijn de risico’s voor dit kind? Kunnen wij als kinderopvangorganisatie daarbij helpen? Als pedagogisch professional is het belangrijk op de hoogte zijn van wat er speelt binnen ieder gezin. Stel hier bijvoorbeeld vragen over bij de intake. Mocht je destructief gedrag zien bij een kind, dan kan er naar de oorzaken gekeken worden van dit gedrag, in plaats van dat er aan symptoombestrijding gedaan wordt – daar heb ik zo’n pesthekel aan.’
Boek Elviskinderen begeleiden
Elviskinderen begeleiden geeft een onthullende inkijk in de levens van mensen die als kind in een bijzondere positie terecht zijn gekomen: Elviskinderen. In dit boek wordt vanuit een contextuele benadering erkenning gegeven aan de risicofactoren waar jonge en volwassen Elviskinderen mee te maken krijgen. Ervaringsverhalen illustreren deze factoren en bieden herkenning aan Elviskinderen zelf en hun ouders. Naast het theoretische kader en praktijkvoorbeelden worden er concrete handvatten geboden voor de begeleiding van Elviskinderen in de zorg en het onderwijs.