De gestolde rouw van ouders na het verlies van een kind door een miskraam, een stilgeboorte, een wiegendood, ziekte of ongeluk in de eerste vijf levensjaren, maken dat bij de volgende zwangerschap de baby als Elviskind wordt geboren.
Door: Jobke Vedder
Wat is een Elviskind?
Volgens Katharina Schellinski[1] kan een Elviskind of vervangend kind worden beschouwd als een kind:
- dat verwekt of geboren is ter vervanging van een kind of ander gezinslid dat overleden is;
- dat geboren is kort na overlijden, doodgeboorte, miskraam of abortus (een zogenaamd volgend kind);
- dat geboren is als overlevende tweeling van een meerling;
- dat later een broer of zus of een ander gezinslid vervangt door overlijden of invaliditeit;
- dat, in de context van de adoptie van een kind, wordt vervangen of vervangen door een verwekt kind; of
- aan wie de rol van vervanger van een vermist persoon is toegewezen of die zichzelf met een dergelijke rol heeft geïdentificeerd.
Ard Nieuwenbroek[2] en Judith Kimenai omschrijven het als volgt: Een Elviskind wordt in de meeste gevallen geboren na de dood van een broer of zus die direct voor hem kwam in de kinderrij. In de meeste gevallen is het eerdere kind vroeg gestorven:
- het kwam overleden ter wereld bij een miskraam of na een volwaardige zwangerschap;
- het overleed kort na de geboorte, bijvoorbeeld aan wiegendood, ziekte of ongeval;
- de ouders kozen er zelf voor de zwangerschap voortijdig te beëindigen.
Cain en Cain (3) spreken van het replacement child syndroom, door Nieuwenbroek[2] ‘vertaald’ naar Elviskind syndroom. Wat het betekent om Elviskind te zijn, is natuurlijk voor iedereen verschillend. In die verschillen valt het wél op dat veel Elviskinderen psychisch lijden. Op vroege, maar ook op latere leeftijd. Sommige Elviskinderen krijgen te maken met depressie, het niet voltooien van het individuatieproces of worstelen met eenzaamheid. Weer andere tobben met een levensgroot schuldgevoel.
Om inzicht te krijgen hoe vaak een zwangerschap na een groot verlies van een eerder kind zich kan voordoen en waarbij de mogelijke volgende zwangerschap de baby zich mogelijk kan ontwikkelen tot een Elviskind, heb ik de cijfers met betrekking tot sterfte, miskraam, abortus en adoptie van 1950 tot en met 2022 in Nederland verzameld.
Gebeurtenissen die een grote impact kunnen hebben op de moeder/ouders omdat een groot verlies wordt ervaren en gevolgd kunnen worden door een nieuwe zwangerschap zijn:
- Een stilgeboren baby krijgen bij 24 weken of meer
- Een stilgeboren baby krijgen bij 28 weken of meer
- Een levendgeboren baby verliezen in het eerste levensjaar
- Een levendgeboren kindje verliezen vanaf 1 tot 5 jaar.
- Het krijgen van een miskraam na de 6e week tot en met de 23e week van de zwangerschap.
- De moeder een abortus heeft ondergaan (niet de morning-after-pil).
- Een kind afstaan ter adoptie.
Stilgeboortes en jong overlijden
Bij het CBS zijn de gegevens van stilgeboorte (perinatale sterfte) en jong overlijden vanaf 1950 te vinden bij het CBS, met uitzondering van stilgeboortes vanaf 24 weken. Deze cijfers zijn pas vanaf 1991 vastgelegd.
Adoptie
Ook de adoptiecijfers zijn meegenomen in de berekening. Het aantal kinderen dat wordt geadopteerd in Nederland loopt terug van 705 kinderen in 2010 naar 70 kinderen in 2020. Volgens Wikipedia zijn er in 2010 sinds 1956 ongeveer 55.000 geadopteerden in Nederland, waarvan 38.000 kinderen uit het buitenland komen en ruim 16.000 kinderen uit Nederland. Vanaf 1957 tot en met 2012 zijn adoptiekinderen die in Nederland geboren zijn geregistreerd en zijn vastgelegd bij het CBS. Veelal zijn het jonge vrouwen die ongehuwd zwanger zijn en gedwongen worden hun baby ter adoptie aan te bieden. Ook voor deze vrouwen ontstaat een groot verlies.
Miskramen
Het aantal miskramen wordt niet geregistreerd in Nederland. Wel wordt op de website van het Universiteair Medisch Centrum Utrecht melding gemaakt dat van alle zwangerschappen 10% eindigt in een miskraam. Een miskraam is een zwangerschap die spontaan eindigt. Over de duur van de zwangerschap bij een miskraam worden twee verschillende perioden gehanteerd. De Koninklijke Organisatie van Verloskundigen (KNOV) hanteerd 16 weken, op de website van thuisartsen wordt 20 weken gehanteerd en de World Health Organiazation (WHO) hanteert 28 weken.
Bij het CBS zijn de gegevens van levendgeborenen te vinden. Door hierbij op te tellen de perinatale sterfte (stilgeboren babies) en het aantal abortussen krijg je 90% van de zwangerschappen. De resterende 10% is dan het aandeel miskramen, uitgaande van de gegevens van de website van het UMC-Utrecht. Omdat er geen percentages bekend zijn van het aandeel miskramen van voorgaande jaren, is dit percentage toegepast op alle jaren van 1950 tot en met 2022.
Nu hebben niet alle miskramen een dusdanige impact dat ze worden ervaren als een groot verlies. Vroege miskramen worden zelfs vaak niet eens herkend als miskramen. Op de website van 24baby.nl wordt een risico op miskraam naar weken zwangerschap gegeven. Bij een zwangerschapsduur van 0 – 4 weken is de kans op een miskraam 50%, 4 – 6 weken is de kans 12%, 7 – 9 weken 10%, 10 – 12 weken 8%, van 12 – 16 weken 5 – 8% en bij een zwangerschapsduur langer dan 16 weken 0,5%. Deze verdeling is toegepast op alle miskramen van 1950 tot en met 2022. De miskramen na 7 weken zwangerschap of meer zijn meegerekend als gebeurtenis met grote impact.
Abortussen
De registratie van abortussen is vanaf 2000 nauwkeurig gedaan en zijn terug te vinden in de Jaarrapportages van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ook de abortuscijfers van 1975, 1980, 1985, 1990 en 1995 worden in een van deze jaarrapportages gegeven. De cijfers van 1991 tot en met 1999 (m.u.v. 1995, deze is namelijk gegeven) zijn redelijk goed te benaderen. De cijfers in de jaarrapportages zijn afkomstig van ziekenhuizen en abortusklinieken in Nederland en geven de hoeveelheid vrouwen aan die jaarlijks een abortus ondergaan en uit welk land zij afkomstig zijn. Ook naar de duur van de zwangerschap en de leeftijd van de zwangere vrouw worden cijfers gegeven. Deze cijfers zijn echter niet onderverdeeld naar vrouwen afkomstig uit Nederland of het buitenland. Spontane abortussen en abortussen opgewekt door een ‘morning-after’-pil worden niet meegerekend in de abortuscijfers en staan dus niet in de jaarrapportages Wafz.
Meegerekend zijn die abortussen die een grote impact kunnen hebben op de moeder en/of vader. In de telling heb ik meegenomen die abortussen die bij vrouwen onder de 15 jaar tot en met 24 jaar, bij vrouwen van 25 tot en met 29 jaar en bij vrouwen van 30 tot en met 34 jaar zijn uitgevoerd van 1990 tot en met 2022. Het aantal abortussen bij vrouwen die ouder zijn dan 35 jaar zijn niet meegerekend. Dit is 4 tot 5% van het totaal aantal abortussen per jaar. Uit de vele verhalen die te lezen zijn op internet is de kans groot dat voor abortus is gekozen omdat er geen kinderwens meer bestaat, het gezin compleet is of vanwege de gezondheid van moeder en kind. Van een voldragen zwangerschap die daarop volgt zal dan veelal weinig sprake zijn.
In de tweede diagram is te zien dat het mogelijk aantal zwangerschappen met baby en Elviskindsyndroom na een verlies van stilgeboren kind of overlijden van het kind in de eerste vijf levensjaren sterk is afgenomen. Door de legalisatie van abortus is de mogelijkheid op zwangerschappen met kinderen die het Elviskindsyndroom kunnen ontwikkelen juist zeer sterk toegenomen.
In 1950 werden er 229.718 babies levend geboren. In 2022 is dit aantal gezakt naar 167.504. Het aantal levendgeboren babies is dus met 27% gedaald. De kans op een zwangerschap waarbij het kind zich kan ontwikkellen tot Elviskind was in 1950 1 op 10 levendgeboren kinderen. In 2022 is deze kans 1 op 5 levendgeboren kinderen. Dan is geen rekening gehouden met die zwangerschappen die worden afgebroken bij vrouwen van 35 jaar en ouder. De eerste diagram geeft duidelijk weer dat met de legalisatie van abortus in 1984 het aantal abortussen tot en met 2002 sterk is gestegen en vervolgens is gestabiliseerd rond 28.000 per jaar. In 2022 is het aantal abortussen in Nederland sterk gestegen.
Ook voor 2023 en 2024 worden stijgende aantallen verwacht. Een verklaring is hier nog niet voor te geven, maar het dalende pilgebruik onder jonge vrouwen wordt als een van de mogelijke oorzaken genoemd. Door de sterke stijging van het aantal abortussen per jaar is ook het aantal mogelijkheden dat een daarna geboren baby het Elvissyndroom kan ontwikkelen ook sterk gestegen. In diagram 2 is deze stijging weergegeven per 1000 levend geboren kinderen.
Hoeveel kinderen er geboren zijn die door de gestolde rouw van de ouders van een eerder verloren kind een Elviskind zijn verworden, dat is natuurlijk niet te meten. Maar sinds 1950 zijn er ruim 1,6 miljoen zwangerschappen geëindigd in miskramen, stilgeboortes, abortussen of zijn levendgeboren kinderen op zeer jonge leeftijd overleden. Het zijn 1,6 miljoen gebeurtenissen die heel veel verdriet kunnen opleveren, een verlies waarover gerouwd moet worden. Als de ouders de rouw niet nemen en laten stollen, is er een grote kans dat de daaropvolgende geboren baby in enige mate te maken krijgt met het Elviskindsyndroom.
Het is goed dat de laatste decennia steeds meer en meer aandacht komt en professionele hulp wordt aangeboden bij het verwerken van dergelijk zwaar verlies. Het zou goed zijn als ook juist artsen en hulpverleners in abortusklinieken kennis hebben van de mogelijke impact van een abortus op de moeder en vader én het niet verwerken van het verlies van dit kind wat de gevolgen kunnen zijn voor het kind dat na een volgende zwangerschap wordt geboren.
[1] Schellinski, K., Individuation for Adult Replacement Children: Ways of Coming into Being, Routledge, 2020
[2] Nieuwenbroek, A., Kimenai, J.; Elviskinderen begeleiden, Den Haag, ACCO, 2023